Sportblessures bij kinderen
Sporten is gezond en iedereen weet inmiddels wel wat de voordelen zijn van een actieve leefstijl. Dit geldt voor volwassenen, maar misschien wel zeker voor kinderen.
Dat sporten ook tot blessures kan leiden lijkt algemeen geaccepteerd ondanks dat er volgens het RIVM jaarlijks zo’n 5,5 miljoen sport gerelateerde blessures in Nederland zijn. Het RIVM beschrijft een sportblessure als volgt:
‘’Een sportblessure is letsel dat tijdens of als gevolg van een sportactiviteit is ontstaan en waardoor deze activiteit gestaakt moest worden of aan de eerstvolgende activiteit niet kon worden deelgenomen’’.
Wij zien in onze fysiotherapie praktijk de afgelopen jaren steeds meer blessures bij kinderen (< 17 jaar) die ontstaan zijn door een sportactiviteit. Uit cijfers van het RIVM blijkt verder dat jaarlijks zo’n 12,5 % van de kinderen <17 jaar te maken krijgt met een sportblessure. Dat percentage is nagenoeg gelijk aan de leeftijdscategorie 35 t/m 54 jaar en dat lijkt op het eerste oog opvallend. Voor mij een reden waarom ik graag mijn gedachten hierover met jullie wil delen en vooral wil proberen deze blessures te voorkomen.
Bij blessures kunnen we onderscheid maken tussen overbelastingsblessures en acuut ontstane blessures. Bij veldvoetbal zijn een derde overbelastingsblessures en twee derde acute blessures. Maar ook deze acute blessures hebben een relatie met overbelasting omdat door lokale vermoeidheid minder goed of te traag gereageerd wordt op onverwachte contactmomenten. Een voorbeeld hiervan is het verzwikken van de enkel tijdens de landing van een sprong nadat een kind in de lucht een duw kreeg aan het einde van een training.
Maar hoe kan het dat kinderen overbelast raken bij het uitvoeren van hun sport? Horen kinderen niet eindeloos, onbeperkt te kunnen bewegen, de hele dag door?
Enerzijds is daar het algemeen minder bewegen. Er wordt minder buiten gespeeld, er is steeds minder gymles op school en daarnaast heeft de komst van Playstation, Nintendo Switch, Xbox en andere spelconsoles geleid tot minder bewegen en slechtere algemene lichamelijke ontwikkeling. De sport, als er al een sport gedaan wordt, is dan vaak het enige echte beweegmoment in hun week en dit is vaak een eenzijdige belasting.
Daarnaast wordt er op steeds jongere leeftijd van het sportende kind een sportspecialisatie gevraagd. Door deze vroege specialisatie heeft een kind een smallere motorische basis en hierdoor weinig variabiliteit in het bewegen. Deze variabiliteit is nodig om een motorische taak op verschillende manieren uit te kunnen voeren, denk hierbij aan de verschillende technieken om een bal van A naar B te gooien. Hoe meer opties het zenuwstelsel kan bedenken om dezelfde taak uit te voeren, hoe hoger de variabiliteit is. Wanneer een kind maar op één specifieke manier een bal kan gooien, spreken we van een lage variabiliteit. Als een kind zich op vroege leeftijd specialiseert, ontwikkelt het minder keuzes voor het zenuwstelsel om een motorische taak uit te voeren. Door een vermindering van de keuzes (een lage variabiliteit) worden vaak dezelfde bewegingen gemaakt en treedt er eerder overbelasting op. Daarnaast treden er bij een lage variabiliteit ook eerder acute blessure op, aangezien het lichaam zich niet goed kan aanpassen aan situaties buiten de eigen motorische basis.
Een hoge variabiliteit van bewegen is dus belangrijk voor sportverenigingen om toe te passen, voor ouders om hierop toe te zien maar ook zeker in de fysiotherapie tijdens het herstel en de preventie van blessures bij kinderen.
Variatie in de fysiotherapie
Komt een kind met een blessure bij een fysiotherapeut dan wordt er op dit moment nog te vaak gefocust op de vijf grondmotorische eigenschappen. Zo wordt bijvoorbeeld de spierkracht van het been getraind op een leg press, een leg extension of een leg curl. Los van de discussie of krachttraining op apparaten geschikt is voor kinderen is het ook simpelweg heel saai om te doen voor hen. In de lichamelijke opvoeding (gymles) is een verscheidenheid aan verschillende oefenvormen een bekend principe maar in trainingsvormen bij sport en de revalidatie bij een fysiotherapeut zie je deze basisprincipes nog steeds te weinig worden toegepast.
Variatie in bewegen en spelenderwijs ‘taak-georiënteerd trainen’ is effectiever en leuker om te doen. Ter voorbeeld begeleid ik momenteel een voetballer van 12 jaar oud na binnenband letsel van de knie. Hierbij probeer ik elke training in de revalidatie te laten verschillen van de andere om zo vanuit verschillende posities van het lichaam de kracht en stabiliteit te trainen. Hierbij kan gedacht worden aan de standaard oefeningen de lunge (uitvalspas), welke je eindeloos kan variëren. De lunge kan op verschillende hoogtes gedaan worden, op/zonder een bosu bal, met/zonder duo taken vanuit het voetbal, met/zonder de romp in verschillende hoeken, met/zonder externe weerstand, met/zonder commando of met/zonder visuele input. Hiermee verhoog je de motivatie en aandacht van het kind en train je het lichaam om vanuit verschillende situaties buiten de eigen motorische basis te kunnen reageren en anticiperen, twee vliegen in 1 klap zou ik zeggen.
Waarom zouden we simpel trainen op een apparaat als de taak complex en veelzijdig is? En waarom zouden we één voorgeschreven bewegingspatroon zoals de lunge eindeloos trainen met toenemend gewicht in plaats van deze uitvalspas (de taak) trainen met eindeloze variaties?
Ik zou graag willen afsluiten met het advies aan ouders en verenigingen om meer variatie in het bewegen aan te brengen. Op dit moment is bijvoorbeeld de jongste jeugd van Ajax maar 55% van de tijd bezig met voetbal en doen zij daarnaast judo, gym, e.d. Laten we dit voorbeeld volgen met zijn allen.
Eerst bewegen, dan sporten en vervolgens pas specialiseren.
Sportieve groet, Guylian Kick
Fysiotherapeut